Door vervuiling is de aarde niet goed leefbaar meer. Zowel de grond als de lucht als het water zijn ernstig aangetast. Het landschap is bezaaid met de overblijfselen van onze overproductie. Hout, staal, witgoed, hi-fi, autowrakken en de geraamtes van onze industrie zakken langzaam weg in de bodem.

Vince maakt gebruik van een alter-ego waarmee hij zich zich in zijn werk verplaatst, in een desolate wereld waar hij één van de enkele overlevers is. Hierbij is hij op zoek naar bruikbare materialen, zoals tweedehandsmateriaal. Het gebruik van tweedehands materiaal brengt niet alleen een sfeer mee van een post-apocalyptische wereld, maar bevat ook een spel om de spullen een nieuwe functie te geven. Dit spel om van afgedankte goederen iets nieuws te maken is een belangrijk onderdeel van zijn kunstenaarspraktijk. Het verzamelen van schroot, technologisch afvalmateriaal en machinale onderdelen is hier inherent aan.



Buiten dat Vince zich laat inspireren door gebeurtenissen van buitenaf sijpelt er onbewust ook een eigen psyche door in zijn werk zoals de prestatiedruk van de huidige maatschappij, eenzaamheid en zijn eigen ervaringen met allerlei angsten.